onze buuf op nummer zeven
ik kwam haar regelmatig tegen
ze is gisteren gevonden, heeft
dagen dood in bed gelegen
ze was ziek, dat wist ik wel
van hulp wilde ze niets weten
aardig mens, maar zo verlegen

en op de radio klinkt een lied
gitaar, piano, een ruwe stem
zingt over eindigheid en liefde
over vrienden voor het leven
dat wie je was, pas is verdwenen
als iedereen je is vergeten

hier vlakbij staan huizen leeg
die binnenkort worden gesloopt
in een tuin ligt een tafel
met een afgebroken poot
bekladde gevels, kapotte ruiten
als symbool van wat ooit was
verdronken foto’s in de goot

bij nummer dertien op de stoep
in stukken gebroken een gitaar
waar is de eigenaar die zingt
over vrienden voor het leven
dat wie je was, pas is verdwenen
als ook de laatste je is vergeten

een oude man vroeg me laatst
naar het kerkhof hier vlakbij
hij was op weg naar blonde Toos
ze was zijn lief in het geheim
hij miste haar, dat deed hem pijn
‘deze is voor op haar steen’
in zijn hand trilde een roos

ik wees de weg, ik keek hem na
wankel, krom maar ook kordaat
kon ik maar even voor hem zingen
over de liefde en het leven
dat wie zij was, pas is verdwenen
als ook hij haar is vergeten

Dit gedicht heb ik zeker zestien jaar geleden geschreven, toen mijn wijk werd gerenoveerd. Kwam het tegen in de catacomben van mijn archief. Ik was het totaal vergeten.